Als kind voelde ik mij vaak eenzaam. Ik zag er niet uit zoals alle anderen om mij heen. Het gevoel nergens bij te horen was voor mij dagelijkse realiteit. Daar bovenop kwamen soms ook nog ervaringen met discriminatie vanwege mijn andere uiterlijk. Ondanks dat heb ik nooit een sterke behoefte gevoeld om op zoek te gaan naar mijn biologische familie. Ik was immers afgestaan, dus waarom zou er iemand op mijn komst zitten te wachten? En bovendien, wat zou ik overhoop halen in het leven van mijn biologische familie? De kans dat ik mijn moeder door een zoektocht in een lastige positie zou brengen was immers goed denkbaar. Gezien de leeftijd van mijn moeder rond mijn geboorte was ik zo goed als zeker een buitenechtelijk kind. Daarnaast ben ik christen, mijn familie zal waarschijnlijk moslim zijn, dat zou een ontmoeting alleen maar erg ingewikkeld kunnen maken. Allemaal redenen in mijn hoofd om nooit serieus een zoektocht te overwegen. In mijn hoofd had ik de kans dat mijn moeder nog zou leven ook tot nul gereduceerd.
Rond mijn 30e levensjaar was er wel de behoefte om meer te weten te komen over de cultuur en de bevolking van Indonesië. Een reeks van bijzondere gebeurtenissen maakten het mogelijk dat ik in 2011 voor het eerst naar Indonesië kon afreizen om daar voor World Vision concerten te geven. Tijdens ons verblijf daar heb ik een bezoek gebracht aan mijn geboortestad Semarang. Daar kwamen we via de adoptiepapieren die ik al in bezit had op het spoor van de kleinzoon van degene die mijn adoptie had geregeld. Hij heeft ons geholpen om het volledige adoptiedossier in te zien in het archief. Nog steeds had ik niet de behoefte om mijn moeder te zoeken, maar de gegevens in het dossier maakten dat de bewuste kleinzoon ons wel langs een aantal adressen uit het dossier heeft geleid en dat hij zelfs navraag deed naar mijn moeder. Dit heeft niet geresulteerd in het vinden van mijn moeder. Wel was deze hele reis een prachtige kennismaking met het land, de mensen, de cultuur. Alleen al het aankomen op het vliegveld van Indonesië gaf mij het gevoel van ‘thuis komen’. Hier viel ik niet op. Hier liepen allemaal mensen zoals ik. Dat zorgde soms voor grappige situaties waarin ik werd aangezien als de gids van mijn vrouw. Die ‘gids’ sprak echter ook geen woord Bahasa. Dat begreep men totaal niet. Ik was namelijk toch duidelijk een echte Javaan?
Twee jaar later was ik opnieuw in Indonesië voor een concerttour. Ook nu was het niet mijn bedoeling om mijn moeder te zoeken. Wel gaven we allerlei concerten in de regio van mijn geboortestad. Dat maakte dat het voor mij een heel realistische gevoel werd dat mijn moeder mogelijk in de zaal zou zitten. Steeds meer vroeg ik mij ook af waarom ik mijn moeder de boodschap van de liederen zou willen onthouden. Het werd een vreemd dilemma om in Indonesië te getuigen van mijn geloof in Jezus Christus en tegelijkertijd mijn moeder deze boodschap te onthouden. Tijdens deze reis heb ik mijn twee zoons kunnen laten zien waar onze roots liggen. Ook zij kregen nu gevoel bij het land en de cultuur.
Na thuiskomst kwam bij vlagen weer de vraag boven waarom ik niet op zoek zou gaan naar mijn biologische familie. Via de contacten die ik nog had in Indonesië heb ik geprobeerd mijn moeder te vinden. Helaas zonder resultaat. Uiteindelijk besloot ik in de zomer van 2016 nog één poging te wagen via het FIOM/ISS. Zij hebben Mijn Roots ingeschakeld om op zoek te gaan. Half november 2016 had ik een intakegesprek bij FIOM/ISS. Mijn verwachtingen waren laag, maar ik wilde het in ieder geval nog een keer geprobeerd hebben. Geheel tegen alle verwachtingen in werd ik eind november gebeld dat mijn moeder gevonden was. Dit was een onwerkelijk moment. Ik kon het ook eigenlijk niet geloven. In de dagen erna landde het bericht meer en meer. Ik heb familie. Ondanks dat bleef het onbegrijpelijk en onwerkelijk. Ik wilde het liefst zo snel mogelijk naar Indonesië om het met eigen ogen te gaan zien. Familie en vrienden maakten het via crowdfunding mogelijk dat er in heel korte tijd genoeg geld was om de reis naar Indonesië te gaan doen samen met mijn vrouw en dochtertje (bijna 2 jaar oud).
Gelukkig kende ik het land al. De cultuurshock was in die zin niet zo groot. Tijdens onze eerdere reizen hadden we al veel op z’n ‘locals’ gedaan: eten, reizen, overnachten. Dan komt echter het moment dat onze gids en tolk via Mijn Roots, Teguh, ons meeneemt naar het huis van mijn moeder. Een eerste omhelzing. Gelijk een goed gevoel: dit is mijn moeder. Ik heb er geen moment meer aan getwijfeld. Een gastvrij onthaal met het nodige eten en drinken. Maar weinig woorden. Wat valt er te zeggen na 36 jaar? Zowel mijn moeder als ik waren er stil van. En hoewel we beiden een andere godsdienst aanhangen, konden we beiden alleen maar herhalen dat dit ‘een geschenk van God’ was. Naast mijn moeder maak ik ook kennis met twee halfbroers en een schoonzus. Eén van mijn halfbroers lijkt sprekend op mijn oudste zoon, heel bijzonder om te zien en een extra bevestiging van de familieband.
In de bijna twee weken die volgen maak ik kennis met nog drie halfbroers, nog twee schoonzussen, een aanstaande schoonzus, twee nichtjes, een oom en tante, neefs en nichten. Ineens heb ik een mega grote familie. Dat is heel bijzonder. Door iedereen werd ik zo gastvrij en vriendelijk onthaald. Dat verwarmde mijn hart. Wel merkte ik ook dat ik 36 jaar gemist had. We waren geen volslagen vreemden voor elkaar, maar ergens toch ook wel. De cultuur die ik met mij meedraag is zo anders dan de cultuur waarin zij leven. Zoveel dingen die wederzijds niet vanzelfsprekend zijn, die je niet ‘aanvoelt’ en niet begrijpt. En daarnaast natuurlijk ook nog eens die grote taalbarrière. Mijn familie spreekt namelijk nauwelijks Engels. Alle communicatie moest dus via Teguh. En hoewel Teguh dat natuurlijk met alle liefde, toewijding en plezier deed, had ik het ook wel heel fijn gevonden om gewoon zelf rechtstreeks met mijn familie te communiceren. Ons dochtertje van bijna twee maakte de communicatie gelukkig wel makkelijker. In haar hadden we een gemeenschappelijke liefde. Zij wist ons te verbinden met haar kinderlijke onschuld. Ondanks de ingewikkeldheden was het een reis om nooit te vergeten. Ik heb familie, ik ken hen, ze kennen mij, mijn puzzel is compleet.
Nu ik weer terug ben, gaat het leven hier weer gewoon door. Wat blijft zijn de herinneringen en bovendien maken de moderne media contact houden makkelijk. Via WhatsApp delen we in de familie-app geregeld ervaringen, foto’s en wensen. Ik vind het mooi om op die manier contact te houden. Daarnaast heb ik ook het gevoel van verantwoordelijkheid voor mijn familie. Als oudste zoon (en dan ook nog eens uit een welvarend land) merk ik dat ik bepaalde verantwoordelijkheden heb. Ik vind het ook niet vervelend om die te hebben. Ik merk namelijk in alles dat mijn familie niet per definitie op mijn geld uit is. Integendeel. Ze durven er nauwelijks om te vragen, maar ik vind het fijn om hen zo nu en dan een steuntje in de rug te kunnen geven. Het is mijn wens om ook de taal beter te gaan leren, maar eerlijk is eerlijk… in de hectiek van alle dag is het lastig om hier prioriteit aan te geven. Ik hoop in de toekomst nog regelmatig naar Indonesië af te gaan reizen.