Rootsreis Jeroen W.

Rootsreis Jeroen W.: het verhaal van mijn Indonesische moeder in een verloren paradijs.

In mei 2009 maakten mijn naaste (Nederlandse) familie en ik een rootreis in Indonesië.
De reis bevestigde wat mijn Nederlandse ouders vanaf kinds af aan vertelden: dat de keuzes die mijn Indonesische moeder en andere betrokkenen maakten dat deden vanwege sociale maatschappelijke omstandigheden. Het cliché beeld van alleenstaande, arme, zielige mensen in een geromantiseerd beeld van het geboorteland is mij en mijn jongere geadopteerde zus uit Indonesië nooit bijgebracht. Ik behoor tot een minderheid die zijn eigen adoptie achtergrond heeft kunnen nachecken. Het kan voor andere geadopteerden wrang zijn dat ik mijn adoptie achtergrond heb weten uit te zoeken, terwijl ik tot de geadopteerden behoor die zijn adoptie als een “feit” ervaart en geen behoefte had actief te zoeken.

De titel van dit stuk is afgeleid van een middeleeuws gedicht genaamd “Paradise lost” van John Milton over de Hof van Eden. Deze variant was toentertijd controversieel met verborgen sociaal maatschappelijke kritiek. De verteller in het gedicht is de aartsengel Raphaël, mijn 3e voornaam.

  • De gevallen engel Lucifer is een antiheld die doet wat hij nodig acht. De naam van de slechterik opschrijven en uitspreken is in het Indonesische (bij)geloof niet toegestaan.
  • Machtsmisbruik door de geestelijkheid.
  • Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen.
  • Het paradijs wordt afgebeeld als een overweldigende, verstikkende schoonheid.
  • De “War in Heaven” met o.a. Raphaël en medestrijder (en broer) aartsengel Michaël.

Toen mijn zus aankondigde dat zij ging trouwen, wilde zij de daarop volgende huwelijksreis maken naar Indonesië (Java), samen met mijn zwager, onze Nederlandse ouders en mij. Naast diverse toeristische plaatsen ging de reis langs onze geboorteplaatsen. Er werd een reisorganisatie gecontacteerd in Brabant die lokale gidsen op Java had. Omdat vreemde talen leren mij geen kerncompetentie is en ik er meer van wilde maken als een vakantietrip, heb ik mij zo goed mogelijk voorbereid door mij in te lezen, te praten met mensen en uit vroegere ervaringen te putten.

  • Adoptie in Nederland: de motieven, de stief- en pleeggezinnen, de weeskinderen in kostscholen en kloosters.
  • Mijn Scouting reis naar Chili in 1999: de cultuurshock (manjana, machismo), het analfabetisme en de gebrekkige kennis van de Engelse taal, de politieke gevoeligheden.
  • Vergaarde kennis over Indonesië: wat vertelden geadopteerden die al eerder in Indonesië zijn geweest. De andere mentaliteit: het patriarche denken, het korte termijn denken waaronder geen spaargedrag. Ishallah. Aziatische beleefdheid, waaronder geen “nee” kunnen zeggen. Bijgeloof. Corruptie en het betalen voor diensten. De bv Suharto.
  • Non verbale communicatie: hoe kom ik over als een buitenstaander met wel enige kennis en begrip van de lokale cultuur en maatschappij.
  • Begrip van vs. begrip voor: laat de roze bril, het belerend vingertje en de Gutmensch thuis.

Hieronder staan de locaties die bezocht zijn. De dik gedrukte worden verder toegelicht.

Bogor: de theeplantages, de paleistuin, de geleidelijke Wahabitisering van Java.
Jakarta: Tamar Mini, de Oude haven, de armen onder de snelweg viacuten, Kasih Bunda.
Bandung: het kerkhof Chimahi. (ereveld) Afkomst en geloof maakte voor de Japanse bezetter niets uit. Cirebon: het Kraton van de sultan. Nederlands Indië.
Semarang stad en omgeving: daar kom ik vandaan. In Grobogan was er een gesprek met de commandant van de politie. In Gubuk bezochten wij de lokale medische post.
Ambarawa: het regionale Bina kasih (kinder)ziekenhuis. Het gesprek met het wijkhoofd die bij mijn adoptie overdracht aanwezig was.
Borobordur en Yogjakarta: de tempels, de badhuizen, de vulkaan Merapi, verschillen in arbeidswaardering en lonen tussen mannen en vrouwen.
Malang en de Bromo vulkaan: een “koude” omgeving in Indonesië.
Surabaya: daar komt mijn zus vandaan, verschillen tussen arme mensen, wat als je geen familie of geen sociaal vangnet hebt.
Kalibaru: een tussenstop waarbij ik een uitnodiging als bruiloftsgast aan mij voorbij liet gaan, huizen gefinancierd door arbeidsmigratie in de Golfstaten.
Bali: te Sanur was het 3 dagen bijkomen. De verhoudingen tussen bevolkingsgroepen. Zelfreflectie over de periode na Suharto. Het bezoeken van Ground Zero in Kuta.

Kasih Bunda
Wij werden verwelkomd door Ronald en Sally en diverse kinderen. Er was een lang gesprek over de verslechterende situatie begin jaren ’80, het lot van de achtergebleven kinderen, de culturele verschillen tussen Indonesië en Nederland, de belangen die betaalde zoektocht organisaties mogelijk hebben en de waarschuwing om terughoudend te zijn als je in een dorp zou vragen wie jouw biologische ouder is. Zij vertelden dat hoofd zuster Jane (wijlen) oprecht overtuigd was dat de kinderen geen toekomst hadden in Indonesië. De kinderen hadden liefdevolle en opvoedende ouders nodig en in Indonesië waren die er niet. Alles was geoorloofd om zoveel mogelijk kinderen het land uit te krijgen, incl. vervalste papieren, betaalde getuigen,etc. Bij het naderen van de sluitingsdatum voor buitenlandse adopties namen het aantal vervalsingen in de adoptiepapieren toe.

Zuster Jane heeft medio jaren ’80 gezegd dat zij niet had voorzien dat een aanzienlijk aantal geadopteerden meer wilden weten over hun voorgeschiedenis en gingen zoeken.
Er heeft zich meer afgespeeld in die tijd, maar voor mij persoonlijk is dat ter kennisgeving.
De schatting was dat ongeveer 70% van de papieren niet klopten. De naam van het kind, de geboortedatum en –plaats klopten wel. Toen ik mijn papieren liet zien was het antwoord: “Weet jij wel zeker dat jij wilt gaan zoeken?” Ik probeerde duidelijk te maken het bevestigen / ontkrachten van mijn adoptieverhaal een bijkomstigheid was en het daadwerkelijk ontmoeten van mijn Indonesische ouder(s) kwam helemaal niet bij mij op kwam. Pas in 2014 besefte ik dat de opmerking vooral te maken had met de mythologie achter mijn 2e Indonesische voornaam. Dat komt nog aan de orde.

Semarang stad en omgeving
In Semarang sprak de gids met het hotel personeel. Volgens mijn uiterlijk en de adoptie papieren was ik een plattelander, uit een stadje niet ver van Semarang. In de papieren stonden een straatnaam en een wijknaam vermeld. Daar aangekomen bleek er in de betreffende straat een medische post te zijn, waar ook bevallingen werden gedaan. Mogelijk beviel mijn Indonesische moeder op die locatie van mij, mits de adoptiepapieren daadwerkelijk klopten.
De wijknaam kon betekenen dat mijn Indonesische moeder en haar familie daar woonde of nog steeds woont. Op beide locaties had ik geen bericht achtergelaten van mijn aanwezigheid.

Ambarawa
Het onderstaande relaas voldoen aan de beschrijvingen die zijn gegeven door de Kasih Bunda organisatie, het wijkhoofd, de gids en “derden”. De adresgegevens van het wijkhoofd uit Ambarawa kunnen met een persoonlijk bericht worden opgevraagd.
Een soortgelijk beschrijving van een andere geadopteerde uit Indonesië en de Indonesische moeder is mij schriftelijk en monding bekend. Deze was van een andere adoptieorganisatie die actief was op het eiland Sumatra. Het Nederlandse hoofd van de organisatie was getuige van de overdracht die vergelijkbaar was en gaf later een vergelijkbaar eindadvies aan de desbetreffende geadopteerde.

Ambarawa ligt tussen Semarang en Yogjakarta in. De gids was vroeger (bij)rijder op de lijnbus tussen deze plaatsen. In de adoptiepapieren stond alleen de naam van het getuige.
Na praten en overleggen met enkele voorbijgangers werd geadviseerd te informeren bij het regionale Bina kasih (kinder)ziekenhuis. Daar aangekomen vertelde het personeel dat de betreffende persoon wijkhoofd was in de wijk achter het ziekenhuis. De adoptiepapieren bleken steeds meer op waarheid gebaseerd te zijn. Daar aangekomen bleken de man en zijn zoon toevallig thuis te zijn.

Mijn Indonesische vader verliet mijn Indonesische moeder net na mijn bevalling. De redenen kunnen divers zijn: buitenechtelijke verwekking, niet erkende relatie vanuit een familie, andere vrouw, etc. Mijn Indonesische moeder had vervolgens de keuze mij af te staan en terug te keren naar de familie of verstoten worden en met mij gaan rondzwerven. Dat laatste werd omschreven als een doodvonnis. Binnenlandse adoptie werd omschreven als een soort slavernij: de geadopteerde jongen zou de bediende worden van de oudste zoon van het huis. Op de vraag of deze zienswijze tegenwoordig nog steeds gangbaar was en ook voor meisjes van toepassing was, kreeg ik geen antwoord. In deze opties had mijn Indonesische moeder en/of haar familie geen zin in. Er was een derde optie.

Via het kerkelijk netwerk waartoe mijn Indonesische familie behoorde, was bekend dat het Bina Kasih ziekenhuis te Ambarawa buitenlandse adopties aanbood en in contact stond met Kasih Bunda. Mijn Indonesische moeder en ik waren kort na de bevalling in Ambarawa aangekomen.
Het (christelijke) wijkhoofd trad op als getuige. Wij verbleven daar anderhalve maand in een goed huurhuisje in afwachting van mijn transport naar Jakarta. Zij keerde na mijn overdracht terug naar de familie. Bij wijze van spreken keerde zij terug naar het paradijs en ik werd verbannen.

De lagere sociale, economische positie van vrouwen, het bevallen bij een medische post, het kort daarna arriveren in Ambarawa (ca. 50 – 60 km reizen in het Indonesië van 1980), de kosten van 1,5 maand huur, eten en drinken, de getuige, het ziekenhuis en het transport wijzen op voldoende financiële middelen vanuit de familie en het kerkelijke netwerk en kennis over buitenlandse adoptie. Mijn Indonesische moeder zou dat nooit voor elkaar kunnen krijgen, als zij een alleenstaande, arme zielige, vrouw was, zonder familie en netwerk en ver van de hoofdstad zou wonen. Mijn Indonesische moeder zou medio 50 jaar oud moeten zijn, mocht zij nog in leven zijn. (afkloppen, Brabants bijgeloof) Het belangrijkste voor mij was dat de daadwerkelijke naam van mijn Indonesische moeder nog bekend was en werd gegeven: Midah.

Als laatste werd gezegd dat mijn moeder en ik zowel in haar woonplaats als in Ambarawa geen toekomst hadden als ik zou blijven. Contact opnemen met haar en/of de familie werd ontraden. Het huis waar mijn Indonesische moeder en ik in woonden stond er nog. De straatnaam was Irawan: mijn 2e voornaam.

Surabaya
Mijn zus had haar adoptie papieren niet bij zich. Aangezien zij in mei 1983 geboren is, was de kans op een succesvolle zoektocht een stuk lager als bij mij.
Daar zagen wij hoe mijn Indonesische moeder en ik zouden eindigen als ik was gebleven.
In de hoek van een loopbrug lag zittend liggend een uitgemergelde bedelaarster met een baby.
Op het ademen na was er van beiden geen reactie. De levensverwachting was hooguit enkele dagen. De omstanders besteedden er nauwelijks aandacht aan. Mijn Indonesische moeder en alle Indonesische betrokkenen bij mijn adoptie hadden de juiste keuze gemaakt.

Terug in Nederland
In 2009 en 2010 had ik privé en werkgerelateerd veel aan hoofd. De reis uitwerken had weinig tot geen prioriteit. Aan enkelen had ik over mijn reis vertelt. Op mij kwam Indonesië in het algemeen over zoals de National Geographic dat omschreef in oktober 2009, maar dat artikel ging niet over adoptie.

In 2013 verscheen op de Facebook IAW pagina een bericht dat de Indonesische overheid het adoptie dossier wilde openen. Toen ik schreef dat de verwachtingen daarover te hooggespannen waren en mijn ervaringen en bevindingen opschreef, maakte dat veel discussie los. Opmerkingen van ongeloof tot verdrietige berichten van geadopteerden die concludeerden dat hun kans op succes nihil was. Gelukkig gaven later de meeste van hen aan dat zij een hoofdstuk in hun leven konden afsluiten en een andere positieve invulling wilden geven aan hun adoptie.

In 2014 vroeg de voorzitter van SIG naar mijn Indonesische naam Irawan en het verhaal erachter. Mij was alleen een vertaling bekend, maar niet de mythologie erachter. (lang leve internet) In de Indonesische, hindoeïstische mythologie zijn er ca. 70 verhalen waarin hij een rol heeft. Irawan’s liefdesgeschiedenis is complex en hij heeft een moeilijke omgang met zijn vader. In een soort “War in heaven” sneuvelde hij vanwege een gedaanteverwisseling met zijn broer.
In een eerdere strijd had Irawan’s broer de vader van een van de tegenstanders (slechteriken) gedood. Zijn zoon wilde wraak nemen en Irawan werd per ongeluk aangezien voor zijn broer.

Mijn Indonesische moeder en bij Kasih Bunda moeten van de mythologie geweten hebben. De voorgeschiedenis van mijn Indonesische moeder, de opmerking bij Kasih Bunda en het sterke bijgeloof, maken het aannemelijk dat de naam Irawan werd gezien als een goddelijk voorteken en mijn Indonesische moeder dat als een soort boodschap wilde meegeven.

Begin 2015 vertelde ik als een van de SIG vertegenwoordigers aan de Staatscommissie voor adoptiezaken, dat er bij buitenlandse adopties o.a. rekening moet te worden gehouden met de plaatselijke familie cultuur en de sociale, economische positie van de biologische moeder.

In september vroeg via Facebook een geadopteerde van Kasih Bunda en vanuit de omgeving Ambarawa om informatie. Ik antwoordde om bij het ziekenhuis en het wijkhoofd te informeren. Medio oktober kwamen er meerdere oproepen voor het opsturen van rootreizen.

Bij deze de mijne.

Jeroen Irawan Raphaël W.

 

Scroll naar boven
Stichting Mijn Roots